Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [46]Gij zijt Mij een [47]voorhamer, [en] [48]krijgswapenen; en door u [49]zal Ik volken in stukken slaan, en door u zal Ik koninkrijken verderven. 46. Gods woorden tot den Babylonier. Anderen verstaan dit als een aanspraak aan den koning Cyrus, die de Babyloniers zou overweldigen, en zetten (het) over vs.24: en ik zal, enz. 47. Of, drijfhamer; versta, zulk een hamer Gods, die alles, zelfs de rotsstenen, in stukken en te morzel slaat; vergelijk boven hfdst.28 vs.29. De gelijkenis [gelijk blijkt uit het volgende], is genomen van de krijgslieden, bijzonderlijk van de curassiers, die hunne vuisthamers of heirhamers plegen te hebben, om de ijzeren wapens daarmede door te houwen en te verbreken, en den vijand neder te vellen. 48. Of, gereedschap, instrumenten; dat is, gij zult een instrument en roede zijn van mijn toorn en rechtvaardig oordeel over vele volken. 49. Hier spreekt God met eigenlijke woorden, te weten in den toekomenden tijd, en niet in den verleden tijd, gelijk anderszins profetischerwijze in deze voorzegging veel geschiedt.